Als een je paar dagen Valencia aandoet als toerist, dan wil je zo weinig mogelijk toeristen zien.. zo zitten we nou eenmaal in elkaar. In Barcelona lukt dat zeker niet meer, maar in Valencia gaat het nog prima. De toeristen bewegen zich vooral rond de hot spots als de Plaça de la Reina aan de voet van de Kathedraal of op de Plaça del Mercat bij de magnifieke overdekte markt, waar overigens de Valencianen zich niks aantrekken van de toeristen en gewoon hun vis of groente kopen. De echte gezelligheid vind je op de pleintjes en in de restaurantjes van het noordelijke deel van het centrum, de wijk El Carmen. Verwacht er geen culinaire hoogstandjes, maar kleine porties lekkere visgerechten of pimientos de padron; alles om te delen. Het is een stadsdeel in ontwikkeling; half afgebroken appartementengebouwen, open plekken tussen de huizen, vaak achter schuttingen die dan weer verfraaid zijn met graffiti. Meer en meer wordt Valencia ook een fietsstad; je kunt door de drooggelegde rivier – nu een langgerekt stadspark – Turia naar het strand fietsen en onderweg de reeks gebouwen ontworpen door Calatrava bewonderen om hun enorme vormenrijkdom.
Zoals we zelf hebben ervaren leer je veel verborgen pareltjes in het centrum kennen door met een wandelroute te boeken bij gids Miguel van Valencia Explorers. Zo mogelijk meteen de eerste dag, want hij geeft nog heel veel tips waar je de dagen daarna van kunt profiteren. Je bepaalt zelf wat je betaalt aan het eind van de tour, maar je krijgt zo veel waarde dat je hem goed beloont voor zijn informatie en zijn ongetemd enthousiasme. En niet te vergeten: hij wijst je ook op de ‘stoute’ waterspuwers bovenin La Lonja, het vroegere gebouw van de zijdehandel, waar Valencia in de 14e en 15e eeuw rijk van is geworden.